8 november 2010

Indiareis - dag 3: Nepalese gastvrijheid


Na afloop van de dienst rijden we met een paar gemeenteleden erbij in onze auto naar het huis van voorganger Parv. Over een smal slingerpaadje rijden we een paar km de bush in, tot we niet meer verder kunnen. Lopend gaan we verder. De gevaren van het bos verbergen zich voor mijn westers oog. Ik ervaar het hier als paradijselijk mooi, ondanks de armoede die de eenvoudige houten woningen uitstralen. 

Ik maak foto’s van de omgeving. Kinderen komen nieuwsgierig kijken en willen op de foto. Dat kost de nodige tijd. 
Ondertussen lopen de anderen door en zijn in geen velden of wegen meer te bekennen. Een jongetje wijst naar een huisje. Er staat een man, wil hij op de foto? Ik doe dat en loop verder. In gebarentaal vraag ik de weg. 
Aan de rand van het bos staand zie ik een brede rivierbedding voor me, deels beplant met rijstplanten. Men wijst naar de overkant van de rivier. Moet ik daar naar toe? Ik daal af en loop over een smal paadje door de rijstvelden naar de rivieroever. Daar stopt het pad. Niemand te zien. Ik wacht... Fluit op mijn vingers... Stilte... Het is onbeschrijflijk mooi hier. Maar toch, wat nu? 

Ik besluit terug te keren. Teruglopend naar de hoger gelegen bosrand zie ik plots M. staan. Ik ben te ver gelopen. Ze zaten in het hutje waar ik een foto nam van een man. Ze hoorden mij praten en dachten dat ik wist waar ze zaten. Pas toen ik maar niet verscheen begrepen ze dat ik de weg kwijt was.

In een klein kamertje van het huisje staat een maaltijd gereed. We krijgen een groot bord witte rijst. Voor ons staan in schalen de gerechten. Pittige aardappelen, in stukken gehakte gebraden kip gemengd met lever, een zeer pittig doperwtachtig gerecht, meloenachtig rood vruchtvlees, bananen, komkommers, een soort chips. Erik doet voor hoe je met je rechterhand de gerechten door de rijst kneedt, een hap opschept met je vingers en met je duim in je mond schuift.
En, was het lekker? Ja. Het smaakte voortreffelijk. Al tartte de pittigheid opnieuw mijn smaakpapillen. Onterecht bleek onze angst voor plaatselijke lekkernijen zoals lillerige vetdelen, hersenkwabben en je droevig aanstarende geitenogen. 

Onze gastheer eet zelf niet mee, maar komt af en toe kijken of het ons smaakt. Na afloop verschijnt een meisje dat geruisloos alles wegruimt. Op de veranda wordt water over onze handen geschept zodat we ze kunnen wassen.

Met een paar kinderen loop ik nog een stukje het bos in. Ze wijzen steeds naar boven. Maar ik zie niets bijzonders Later komt er een jongetje bij dat gebrekkig engels spreekt. Er leven apen in de bomen, begrijp ik dan. Ondanks de armoede, het gebrekkige onderwijs enz. kun je hier een mooie jeugd hebben. Zo’n prachtige speelplaats, ver van betonstad, is niet voor ieder kind weggelegd.

Terugkomend zie ik iedereen op het erf zitten. De mannen praten nog wat na met E. 
Het wordt intussen snel donker, tijd om te vertrekken. De chauffeur heeft het voor elkaar gekregen de auto te draaien en over het smalle pad rijden we naar de weg. Het rijden in het donker is een stuk gevaarlijker dan overdag. Onverlichte fietsers en lopende mensen doemen regelmatig op in de lichtbundels van de auto. Onze chauffeur rijdt goed, al toetert hij heel wat meer dan E. We passeren opnieuw de grens, nu slechts met een oponthoud van een half uur. Steeds komen we door dorpjes waar het Durga Pujafeest nog in volle gang is. Overal brandt sfeerverlichting en regelmatig zien we tempels opgetrokken van doek met daarin de godin geflankeerd door mindere goden. Ook zijn er overal kermisattracties en stalletjes met lekkernijen te zien. Gestaag vorderen we, al gaat het soms stapvoets. Dan staan we stil, midden in Siliguri. Muurvast.
Hoe lang? Ik weet het niet. Wel weet ik dat een ‘traffic jam’ in NL een stuk saaier is. Volgeladen busjes, bromfietsen en riksja’s geven genoeg te zien. Via een zijstraatje komen we in uiteindelijk in een rustig deel van de stad. Half twaalf zijn we thuis.

Geen opmerkingen: